Welkom

Op de website van het Nizinny Verbond Nederland. 

Aanschaf:

Een pup, wat komt daar zoal bij kijken???

Denk heel goed na alvorens tot aanschaf van een hond over te gaan. Zet voor- en nadelen eerst op een rijtje. Het is beter om vooraf tot de conclusie te komen dat een hond eigenlijk toch niets voor u is, dan wanneer u zich dit bedenkt op een moment dat de hond reeds zijn intrede in uw gezin heeft gedaan.

Een hond zal immers veel uitgelaten moeten worden, wat voor weer het ook is!! Neemt u een pup, dan zal deze eerst zindelijk gemaakt moeten worden, hetgeen mogelijk ten koste kan gaan van uw mooie vloerbedekking. Neemt u een oudere hond, dan is deze daarentegen al gevormd en kost het heel veel tijd en moeite om zo’n hond naar uw hand te zetten. Kijk of er een rasvereniging bij u in de buurt is die een oudere hond wil herplaatsen. Vaak hebben fokkers ook adressen van oudere honden die herplaatst moeten worden.

Of wat te denken van vakanties. Honden worden meestal niet in alle hotels toegelaten. Ook het vervoer kan wel eens een probleem zijn. Niet alle taxi’s vervoeren honden. En last but not least: de kosten. De voedingskosten blijven elke week terugkeren. Dan nog de jaarlijks terugkerende inentingskosten. En wat te denken van onverhoopte operatiekosten bij een dierenarts die vaak honderden euro's  kosten!! Niet dat ik u van de aanschaf van een hond wil afpraten, maar het zijn even wat punten op een rij waar je zo 1-2-3 niet over nadenkt. Zeker als je zo’n schat van een puppy bij een fokker ziet. Dan ben je verkocht!! Daarom is het dus belangrijk je goed te laten voorlichten en daarna pas te beslissen of je een Nizinny wil hebben.

Zoals reeds eerder gezegd, vraagt de Nizinny  veel aandacht. Even vijf minuten buiten lopen is voor de Nizinny dan ook niet voldoende. Hij moet zijn energie kwijt. Dit kan hij alleen maar door veel te lopen en bezig te zijn. Voorts staat u (vaak) ook nog voor de keuze tussen een mannetje of een vrouwtje. Een reu is over het algemeen wat dominanter dan een teefje. Daarentegen wordt een teef weer loops, met alle gevolgen van dien.  De fokker is belangrijk. Omdat onze huishonden echter ook veel met mensen moeten leren omgaan, is het verstandig dat de fokker de puppies al vroeg laat wennen aan de geur van mensen. Dit kan door iedere dag de pups even dicht tegen het lichaam van de fokker of een ander mens te houden. Dan zien de pups later de mensen ook als iets heel normaals. Deze fase in het leven van de puppies noemen we 'vegetatieve fase.

Rond de tiende dag gaan de oogjes en oortjes open en gaan de pups leren wat voor uiterlijk en geluiden er horen bij al die luchtjes waar ze al mee hebben kennis gemaakt. Dit duurt ongeveer een week. Deze periode noemen we de 'overgangsfase'. Vanaf de leeftijd van drie weken begint eigenlijk de allerbelangrijkste fase in het leven van de pups. We noemen deze fase de 'primaire socialisatiefase. In deze periode, die tot ongeveer twaalf weken duurt moeten de pups met alles kennismaken waarmee ze later in hun leven eens een keer geconfronteerd kunnen worden. Nu staan ze daar helemaal open voor. Ze nemen alles in zich op en zijn heel nieuwsgierig in het ontdekken van de grote wereld. De primaire socialisatiefase is op te splitsen in een deel bij de fokker, (tot ca. acht weken) en een deel bij de nieuwe eigenaar (van ca. acht tot twaalf weken). De fokker moet voor allerlei nieuwe situaties zorgen, waaraan de pups moeten wennen zoals: Omgaan met andere honden, vreemde mensen en nieuwe indrukken.

 

Dan komt de nieuwe eigenaar
 
Maar ook de nieuwe eigenaar heeft een hele belangrijke taak in die primaire socialisatiefase. Want die loopt tenslotte door tot twaalf weken. Hij moet de pup verder 'socialiseren' en datgene voortzetten waar de fokker al mee is begonnen. Hij moet de pups overal mee naar toe nemen nu ze nog steeds voor allerlei nieuwe indrukken open staan. De pup mag mee naar de markt, mee in de bus, mee in de trein, mee naar het schoolplein en mee naar het speelveld. Kennis laten maken met allerlei verschillende soorten mensen. Dan weten de pups dat al die verschillende soorten mensen erbij horen. Dat geldt ook voor andere honden: met lang haar, kort haar, gevlekt, lange oren, staande oren, lange staarten, platte neuzen, grote honden en kleintjes. Alles komt voor in die grote wereld. Ook moeten de pups wennen aan allerlei verschillende soorten geluiden zoals de stofzuiger, de stereo-installatie, knallende ballonnen, piepende computerspelletjes, vallende sleutelbossen, drinkbakken, opwindbeestjes enzovoort. Ze moeten verder een keer mee in de auto, wennen aan verkeer met fietsers, knetterende brommers, grote zware vrachtwagens, autobussen, trimmers en joggers. En ook komen veel mensen samen op schoolpleinen en in winkelstraten. Bovendien moeten ze natuurlijk ook wennen aan andere huisdieren zoals katten.
 
In drukke situaties moeten we echter wel zorgvuldig handelen. We moeten de pup niet troosten als hij ergens van schrikt, want hij ziet troosten als een vorm van beloning. Hij leert dan dat hij braaf is als hij bang is voor alle mensen op de markt, voor onweer, voor vuurwerk, voor grote vrachtwagens of voor andere, grote honden. Optillen is een vorm van troosten waarmee we aangeven dat de pup terecht bang was. Dit werkt dus angstversterkend. Daarnaast geven we met optillen ook aan dat wij de grote leider zijn. Als we dit echter doen op het moment dat er niets aan de hand is, zal de pup dit alleen maar zien als een daad van een grote sterke leider. Hier kunnen we goed gebruik van maken. Voordat we bijvoorbeeld op de markt aankomen tillen we de pup al op. Wij zijn de baas en de pup heeft dit toe te laten. We lopen de markt op, en de pup kan alles vanuit een wat hogere en veiliger positie in zich opnemen. Veel mensen willen hem aaien en knuffelen en hij leert dat de markt eigenlijk heel leuk is. Bijna aan het eind van de markt zetten we de puppy neer en wandelen spelend weg van de markt. Dat was leuk. Dit doen we ook langs de weg en in de winkelstraat. Schrikt de pup nu toch nog ergens van, wat natuurlijk heel goed mogelijk is, dan moeten we daar niet de aandacht op gaan vestigen. Stel hij schrikt van een grote groencontainer en deinst wat terug. Veel mensen gaan dan naar die groencontainer toe, hurken erbij en gaan met een wat hogere stem de pup lokken: 'Kom maar puppy dit is een brave container, die doet je niks, kijk maar'. De pup denkt alleen maar; 'Wat doet mijn baas vreemd, daar moet wel iets heel ernstigs mee aan de hand zijn'. Veel beter is het om juist niet de aandacht op die container te vestigen. Leid het puppy af en lok hem mee zodat hij leert dat, als hij langs die container loopt, er helemaal niets gebeurt. Dan weet hij dat ook weer. Hele goede bazen kunnen het gedrag ook negeren. De meeste honden zullen, als ze ergens van schrikken, ook even naar de baas kijken. Als die niet reageert, leren zij dat ze dus ook niet hoeven te reageren en dan is het probleem ook weer opgelost.
In rustiger situaties, zoals het speelveld (voor honden en niet voor kinderen) kunnen we de pups lekker helemaal op onszelf richten. Er moet daar heel veel met ze gespeeld worden. Ren spelletjes, zoekspelletjes, sjorspelletjes en dergelijke zij hier uitermate geschikt voor. De baas moet dan ook van allerlei leuke en lekkere dingetjes bij zich hebben. De pup moet dan veel geroepen worden en daar moet dan steeds iets heel leuks of iets lekkers tegenover staan. Daarna mag hij weer weg. Vaak mogen pups op het speelveld hun eigen gang gaan en worden alleen geroepen als de pret over is en ze weer mee naar huis moeten. Ze leren dan dat roepen niet leuk is en komen helemaal niet meer graag bij de baas, want de lol is dat op. Dat resulteert dan later in honden die helemaal niet meer bij de baas komen of waar de baas eerst drie kwartier achteraan moet rennen. Veel beter is het dus om de pup meteen te leren, dat de baas eigenlijk het leukste van de hele wereld is, voor nu en voor later.

Zindelijk maken van pups:

Wie een pup aanschaft maakt meestal direct een begin met het zindelijk maken van de jonge hond. Omdat honden van nature zindelijke dieren zijn, is dit een kwestie van stimuleren en aanmoedigen. Het ontwikkelen van het bij de geboorte meegekregen instinct om het 'nest' niet te bevuilen, levert normaal gesproken geen problemen op.
Wilde hondachtigen en wolven houden hun hol angstvallig schoon. Steevast worden uitwerpselen van pups door de ouders weggebracht. Zodra de pups kunnen lopen zoeken zij zelf een plekje buiten het nest om hun behoefte te doen. Geen wonder dus dat het erg belangrijk is dat de pups al bij de fokker in een zo schoon mogelijke omgeving zijn opgegroeid. Een fokker die verantwoord te werk gaat voorkomt dat de jonge hondjes tussen hun eigen uitwerpselen moeten verblijven. Vaak liggen er kranten op de vloer van de speciale werpkist of is er een afgezette loopruimte voor de pups gereserveerd. In die ruimte zullen de pups een plek voor hun behoefte zoeken die zo ver mogelijk verwijderd is van de plaats waar ze normaliter slapen. Stro is als ondergrond minder geschikt, omdat urine en uitwerpselen er doorheen zakken. Verder kan stro niet worden schoongemaakt en moet het telkens volledig worden vervangen. Gebeurt dat niet, dan wennen de pups eraan om in hun eigen viezigheid te zitten, en wordt het voor de nieuwe eigenaar  moeilijker om de pup zindelijk te maken.

 Ongelukjes voorkomen:

Voor de pup die we net bij de fokker hebben opgehaald geldt, dat ons huis te groot is om het als nest te beschouwen en schoon te houden. Reken er dus maar op dat er de eerste weken de nodige ongelukjes gebeuren. Probeer die zoveel mogelijk te voorkomen door de pup nauwlettend in de gaten te houden. Pak hem op en zet hem buiten bij verdachte voortekenen, zoals snuffelen en een rondje draaien. Tien tegen één dat de pup zal 'moeten' als hij een slaapje heeft gedaan of als hij net heeft gegeten of gespeeld. Pak het hondje op (de ene hand onder zijn achterste en de andere tussen zijn voorpoten). Til het dier nooit op aan zijn voorpoten!. Zet hem tenslotte buiten op een plekje dat geschikt wordt geacht als hondentoilet. Dat kan een stukje tuin zijn of bos of openbaar groen waar het geen kwaad kan. Als het maar snel bereikbaar is!
Wie een terras heeft kan er tijdelijk een of twee tegels uit halen, zodat de pup leert om daar in dat plekje zand zijn behoefte te doen. Is hij eenmaal zindelijk, dan kunnen de tegels weer terug en komt de hond niet meer in de verleiding. Ook op het balkon van een flat gaat het prima. Het is te overwegen om daar een stukje gras neer te leggen om het toiletje duidelijk te markeren. Maak dat dan wel telkens zo goed mogelijk schoon De geurtjes die er toch nog blijven hangen zullen de pup stimuleren om er ook een volgend keer zijn behoefte te doen. 

Dezelfde plek;

Waar het hondentoiletje ook geïnstalleerd wordt, het is belangrijk dat de pup telkens weer op dezelfde plek terugkomt om zijn behoefte te doen. Vind het dus niet goed dat de hele tuin tot uitlaatplaats wordt gebombardeerd. Neem de pup aan de lijn mee naar de bewuste plaats of zet hem daar neer. Houd hem dan ook aan de lijn, zodat hij niet uit eigen beweging ergens anders naar toe kan. Bij erg jonge pups is het aan te bevelen  hem in huis op te pakken en pas op zijn toiletje weer neer te zetten, zodat er onderweg niets gebeuren kan. Het oppakken zet namelijk direct een rem op de behoeftedrang. Wacht bij het hondentoiletje geduldig (!) tot de pup door de achterpoten zakt en moedig hem dan direct aan met woorden in de trant van:’Dat is braaf plassen’. Welk woord gebruikt wordt maakt voor de hond niet uit, als het maar telkens hetzelfde is. Je zou dus ook kunnen zeggen: ‘braaf opschieten!’ Of zelfs ‘lekkere chocola’ Als het maar consequent (en uitbundig) gebruikt wordt voor na het behoefte doen. Wie dat een tijdje zo volhoudt, krijgt een hond die later op commando zijn behoefte doet en voorkomt daarmee dat het dier souvenirs achterlaat op plekken waar dat niet welkom is.

Ongelukjes:

Ondanks alle oplettendheid zal er in het begin toch wel het nodige in huis terecht komen. De voortekenen zijn niet altijd even duidelijk en het kwaad is snel geschiedt. Maak u dan vooral niet boos en haal in geen geval de hond met zijn neus erdoor. Hij weet immers nog niet beter en zal schrikken en zenuwachtig worden van uw bestraffing. Neemt u zich liever voor om in het vervolg nog beter op te letten. Ruim het rustig op, gebruik geen schoonmaakmiddel met ammoniak erin, want die geur werkt juist aanlokkelijk.
Wie de pup alleen thuis laat, dient te beseffen dat de hond lichamelijk nog niet in staat is om zijn behoefte lang op te houden. De opwinding en wellicht de nervositeit als hij merkt dat hij alleen achtergelaten wordt, kunnen al voldoende zijn om de sluizen open te zetten. Het heeft geen enkele zin om de pup daarvoor bij thuiskomst te straffen. Hij weet  van de prins geen kwaad en het uitfoeteren zal hem alleen maar onzeker maken en ervoor zorgen dat hij een volgend keer uw thuiskomst met angst en beven tegemoet ziet.

De eerste nachten:
     
De eerste nacht in het nieuwe huis is voor veel nieuwe hondenbazen een groot probleem. Vroeger werd geadviseerd om de pup in een doos of kist te zetten waar hij niet uit kon, en ook nog op een rustige plek, bijvoorbeeld in de keuken. Er werd dan bij gezegd dat zijn gejammer en geblaf genegeerd moest worden. Dan went hij er gelijk aan dat hij niet altijd zijn zin kan krijgen en wel eens alleen moet blijven. Maar probeer u eens voor te stellen hoe de pup zo'n nacht beleeft. Het hondje zat tot nu toe veilig en gezellig bij moeder, broertjes en zusjes in het nest. Ineens is hij uit die vertrouwde omgeving geplukt en plompverloren ergens anders gebracht. En dan wordt hij ook nog ineens opgesloten en voor het eerst van zijn leven moederziel alleen gelaten! Afgezien van deze uiterst onplezierige ervaring, die op zo'n jonge pup een diepe indruk kan maken, kleeft er nog een belangrijk nadeel aan deze methode. Als de pup namelijk nodig ‘moet’ en niet uitgelaten wordt (de eigenaar ligt immers op één oor ... ), zal hij zo lang mogelijk proberen zijn behoefte op te houden. Daardoor voelt hij zich doodongelukkig, want zijn nest bevuilen zal hij niet snel doen. Maar vroeg of laat zal er toch iets uit moeten en zal hij het hoopje of plasje in de doos of kist deponeren. Op deze manier leert het hondje (helemaal tegen zijn natuurlijk instinct in) zijn eigen slaapplaats te bevuilen en dat heeft een zeer averechts effect op het zindelijk maken.

De Doos;

Gelukkig is er een manier om de nieuwe pup ook die allereerste nacht goed door te helpen. Dat is de ‘doos naast het bed’ methode, die niet alleen vriendelijk is voor de pup en zijn eigenaar, maar ook veel sympathieker voor de buren, die bij de ouderwetse methode vaak volop konden meegenieten van het gehuil en gejammer van de nieuwe huisgenoot.
De doos moet net zo groot zijn dat de pup er weliswaar goed in past en lekker kan liggen, maar zonder dat hij van de ene naar de andere plek kan verhuizen en zonder dat hij er op eigen kracht uit kan klauteren. Laat de pup voor het slapen gaan nog een keer goed uit en zet hem dan in zijn slaapdoos. Spreek hem nog even kort geruststellend toe ( het is immers toch allemaal nieuw en vreemd voor hem), maar ga niet in op eventuele protesten. Na een tijdje zal de pup doorhebben dat er niets meer te beleven valt, en in de wetenschap dat u vlak bij hem in de buurt bent, waarschijnlijk uitgeput van alle nieuwe belevenissen en ervaringen in slaap zal vallen.
Zodra de natuur zich doet gelden zal de pup onrustig worden en wellicht wat beginnen te piepen. Doordat de doos vlak naast uw bed staat hoort u dat, en weet u dat het tijd is om de pup uit te laten. Wellicht dat er de eerste nachten een aantal sanitaire stops nodig zijn, maar allengs zullen die steeds minder vaak voorkomen. Dan begint u de doos in fasen steeds verder van het bed af te zetten, tot op de overloop en tenslotte op de plek die u de hond als definitieve slaapplaats had toebedacht.

Kamerkennel:
 
In plaats van een doos of kist kunt u ook gebruik maken van een zogenaamd kamerkenneltje. Dat zijn draadkooien die vaak handig op te vouwen en te verplaatsen zijn. U kunt zo'n kamerkenneltje, van waaruit de pup vrij zicht heeft op zijn omgeving, ook prima gebruiken in de woonkamer op momenten dat u even (dus niet uren achtereen!) de handen vrij wilt hebben voor andere zaken. Wen de pup aan het kenneltje door hem er bijvoorbeeld zijn eten in te geven of er een lekkere kluif in te leggen. Zo bouwt de pup plezierige associaties op met het kenneltje en zal hij het waarschijnlijk al snel gaan beschouwen als een veilige haven waarin het goed toeven is.
De kennel bewijst ook prima diensten als er naast de jonge hond ook jonge kinderen in huis zijn. Om ongewenste confrontaties tussen hond en kind (die immers alle twee zeer nieuwsgierig zijn en nog helemaal met elkaar moeten leren omgaan) te voorkomen, kan de hond zonodig even buiten het bereik van de kinderen worden geplaatst. Laat hond en kind echter nooit zonder toezicht alleen en leer de kinderen zo snel mogelijk dat ze de hond op zijn slaapplaats met rust moeten laten.

Straatzindelijk:
  
Probeer als de pup eenmaal huiszindelijk is (de ene hond doet daar langer over dan de andere, wanhoop niet te snel) ook voor het uitlaten zo snel mogelijk goede regels te stellen. Vind niet goed dat de hond zelf uitmaakt waar hij zijn boodschap deponeert. Als hij als pup heeft geleerd om op commando zijn behoefte te doen, is het heel eenvoudig te voorkomen dat hij plaatsen vervuilt waar andere mensen zich eraan ergeren. En voor reuen geldt, dat het helemaal niet nodig is dat zij overal te pas en te onpas hun poot optillen. Vaak is dat niet een kwestie van nodig 'moeten', maar willen ze daarmee aan andere honden laten weten dat ze er zijn. Het is gewoon een stukje vlagvertoon waarmee ze hun belangrijkheid willen aantonen. Loop met de aangelijnde hond gewoon door op plaatsen waar u niet wilt hebben dat hij zijn poot optilt, zeg kordaat 'nee' als hij toch aanstalten maakt en geef hem pas gelegenheid op een plek waar het geen kwaad kan. Zorg dat u met een jonge hond altijd een zogenaamd ruimmiddel zoals een poepschepje paraat hebt voor eventuele ongelukjes. Er is zo langzamerhand een uitgebreid assortiment van poepzakjes, schepjes en dergelijke op de markt. Een plastic boterhamzakje is ook een goed alternatief.
 
 Leerproces:

Naast het leren wennen aan allerlei nieuwe dingen, is de primaire socialisatiefase ook de natuurlijke leerperiode van pups. Ze leren in het nest al te jagen, te verdedigen, te vluchten, te doden (het schudden aan een lapjes doek) en soms zelfs al voort te planten. Bovendien zijn ze continu aan het controleren hoe sterk zij en hun broertjes en zusjes al zijn. Al heel duidelijk zijn ze bezig met het vaststellen van dominantieverhoudingen en wie dus de baas is. Hier gaan ze mee door tot het moment dat ze bij de nieuwe haas zijn. Die moet dus zorgen dat de pup vanaf de eerste dag weet dat hij in het gezin de onderplaats inneemt. Hoe sneller de pup dit weet, hoe gemakkelijker de hele opvoeding zal gaan.
 
Na de primaire socialisatiefase begint de 'secundaire socialisatiefase', ook wel angstfase genoemd. De natuurlijke nieuwsgierigheid van de pups gaat over in een natuurlijke vluchtneiging. Ineens kunnen ze overal bang voor worden. In deze periode kan ook desocialisatie plaatsvinden. Dat betekent, dat alles wat ze als heel gewoon hebben ervaren in de primaire socialisatiefase, alsnog eng wordt. De baas moet dus ook gedurende de secundaire socialisatie fase zorgen dat de pups nog steeds overal mee naar toe genomen worden. Hoe vaker, vanaf de leertijd van twaalf weken, hoe beter het is. Hiernaast blijven de pups proberen om in een gevecht met de baas ook te winnen van de baas. Een goede consequente opvoeding is dan ook noodzakelijk.
De secundaire socialisatiefase begint rond de leeftijd van vijf á zes maanden, de puberteit. Hierin proberen de honden alles wat ze eerder geleerd hebben aan commando's en oefeningen weer te vergeten. Ze komen niet meer, ze gaan niet meer in één keer zitten en kunnen ineens gaan grommen bij de etensbak of de kluif. Ze proberen nu definitief hogerop te komen. Afhankelijk van de consequentheid van de baas nu, en in de eerste zes maanden van het leven van de pup, kan deze puberteit duren van ongeveer een maand of drie tot een maand of acht.

Het woord is aan de baas.....
 
Het vertrouwen tussen baas en pup moet groeien.  Veel mensen die een pup nemen maken zich op voorhand al zorgen over de eerste nachten. Enerzijds omdat men natuurlijk graag zelf lekker wil slapen en anderzijds om niet nu al ruzie te krijgen met de buren. Bovendien vindt u een jankende pup ook best wel een beetje heel erg zielig. Eigenlijk is dit helemaal niet nodig. Als goede leider mag u best de pup het vertrouwen van uw aanwezigheid geven en hem lekker meenemen naar de slaapkamer. Ook als u later wilt dat hij alleen beneden blijft.
U kunt zich natuurlijk voorstellen dat de eerst dag voor de pup nogal ingrijpend is. Weg van zijn moeder, weg van zijn broertjes en zusjes, en weg van de fokker. Weg van al het vertrouwde, in een nieuwe omgeving met nieuwe roedelgenoten. Roedelgenoten in de vorm van mensen, die de pup volop aandacht geven, knuffelen, roepen, aaien, ermee spelen, enzovoorts. Mensen, die het pupje heel snel leren kennen en leuk leren vinden, die eerste dag al. Uiteraard is dit voor u een bevestiging om door te gaan met het geven van die aandacht. U blijft er zelfs bij als u hem zijn eten heeft gegeven. En als hij even alleen heeft geslapen, bent u alweer snel terplekke, als hij wakker is geworden. De eerste dag verloopt prima. Maar dan komt de eerst nacht. De buren zijn op de hoogte gebracht dat het een lange nacht kan worden. U heeft een borstel en een wekker in de mand van de pup klaar liggen om zijn moeder te imiteren.
 
U bent vastberaden en heeft afgesproken de pup te laten piepen. Dat is volgens velen tenslotte de beste manier om hem zo snel mogelijk te wennen aan 's nachts alleen blijven. Vaak begint het feest al na een paar minuten. De pup piept wat en krabt eens tegen de deur. Hij is niet in uw ‘moederfopperij’ gestonken. En eigenlijk is dit heel logisch. Na nog een paar minuten begint hij te janken. U denkt al even aan de buren en drukt uw kussen tegen uw oren. U heeft tenslotte afgesproken dat u vol zou houden. De pup voelt zich ook al niet zo prettig. Hij heeft de hele dag genoten van nieuwe roedelgenoten die hij zo snel mogelijk moet leren vertrouwen. Het huilen of janken is voor de pup een manier om zijn roedelgenoten of leider bij zich te roepen. Als deze leider dan niet komt, omdat hij zo nodig vol moet houden, is de eerst deuk in de vertrouwensrelatie tussen de baas en de pup een feit. Veel beter is het om de pup gewoon mee te nemen naar de slaapkamer. Een eerste prioriteit is te zorgen voor vertrouwen. De pup moet dit blindelings krijgen in zijn nieuwe roedelgenoten. Stop hem in een grote doos binnen handbereik en op momenten dat hij het even moeilijk heeft kunt u hem lekker kriebelen en op zin gemak stellen. Voor u en voor de pup veel prettiger. Dit is ook de beste manier voor als u de pup op termijn helemaal niet in de slaapkamer wilt hebben.
Wen hem de eerste dagen al aan die plaats waar hij later alleen zal moeten blijven. Iedere keer als hij aanstalten maakt om te gaan slapen, pakt u hem op en brengt hem naar zijn plaats. Hier knuffelt u hem in slaap, laat iets lekkers achter en verwijdert u zich uit de kamer. De pup is nu alleen. Als hij nu wakker wordt vindt hij het lekkers en gaat er op kluiven. U heeft op de loer gelegen en komt vrolijk binnen. De pup weet na een paar keer dat u altijd terugkomt als hij even alleen is geweest. Zijn plaats wordt dus een veilige, fijne slaapplaats. Gaat hij na een paar dagen uit zichzelf naar die slaapplaats dan kunt u hem hier ook 's nachts  alleen laten. Ik wens u een goede nachtrust.

Een hond kent geen verkeersregels, maar kan wel leren. Een pup kan heel goed wennen aan verkeer. Pups moeten overal aan wennen. Ze leren dat er erg veel verschillende soorten honden zijn en dat mensen lang niet allemaal op elkaar lijken. Bovendien leren ze, dat er allerlei vreemde geluiden en voorwerpen bestaan zoals de stofzuiger, de vaatwasser, de stereo-installatie, de radio en de televisie. Ze leren ook niet bang te zijn voor vrachtwagens, voor spelende kindertjes, voor samenscholende mensen op de markt en in het winkelcentrum en voor fietsers en trimmers die hard op hen af komen. Ze worden door deze nieuwe indrukken goed gesocialiseerd, hetgeen zeggen wil, dat ze leren omgaan met alle dagelijkse dingen. Naast het socialiseren moeten bazen hun pup zelf goed opvoeden. De pup weet dan wie de baas is en wie dus bepaalt wat er wel en wat er niet gebeurt. Hier hoort natuurlijk ook het verkeer bij, waarbij eigenlijk de aloude stelregel "voorkomen is beter dan genezen" nog steeds volledig van toepassing is.

Auto:
   
Bijna iedereen heeft tegenwoordig een auto of rijdt wel eens mee. Dit betekent dat ook honden wel eens meerijden. Het is heel plezierig als honden tijdens het tijden netjes op hun plaats blijven en wachten met uit de auto springen, totdat de baas dat goed vindt. Het plezierige is dat dit de pup al heel snel aangeleerd kan worden. Zeker in het begin, als het nog een heel klein hummeltje is moet hij uit de auto getild worden. Voordat hij opgetild wordt moet hij dus eventjes wachten. Als de baas van dit wachten een oefening maakt leert de pup dit eigenlijk direct. Dan wordt het na verloop van tijd vanzelf een gewoonte. Als de pup wat groter is, en de baas laat toe dat hij zelf uit de auto springt zonder te wachten, zal hij dat wachten heel snel vergeten. Dat is jammer, want hij wist tenslotte heel goed hoe het hoorde. Veel beter is het om die gewoonte er gewoon in te houden. Een handig hulpmiddel hierbij is de hond altijd aan te lijnen voordat hij de auto uit mag. Leer daarnaast de pup meteen dat, als hij uit de auto is gekomen, hij netjes moet gaan zitten. Dat geeft de baas dan de gelegenheid de deur rustig dicht en op slot te doen.
Moet de pup even alleen in de auto blijven, zorg dan wel voor voldoende ventilatie en zet de auto zoveel mogelijk in de schaduw. Bedenk hierbij dat de schaduw zich overdag wel verplaatst. Jonge pups springen nog niet uit de auto. Dat is slecht voor hun botten en ze wachten dan ook meestal keurig tot de baas hen uit de auto tilt. Als de pups wat groter zijn, kunnen ze wel uit de auto springen. De baas is dan al lang blij dat hij niet meer hoeft te tillen. De pup leert dat hij niet meer hoeft te wachten op de baas en wringt zich vervolgens door het kleinste kiertje uit de auto. Hij is al op weg naar het veld voor de baas er iets aan kan doen. De baas vindt dit geen probleem want zijn hond weet de weg. Na drie keer is de hond het wachten in de auto afgeleerd en springt vervolgens altijd uit de auto als de deur opengaat. Ook op plekken waar het heel gevaarlijk kan zijn. Bazen proberen nog wel uit alle macht het geleerde commando ‘blijf’ te geven, maar dit heeft geen zin meer. Opnieuw een commando waar de hond onderuit is gekomen.

Stoeprand:

Leer uw hond vanaf de eerste dag dat hij moet gaan zitten bij de stoeprand als u wilt oversteken. Dit kan levensreddend zijn. Iedere keer als de baas bij de stoeprand komt laat hij de hond zitten. Op een teken van de baas (bijvoorbeeld ',toe maar') mag de hond oversteken. Na verloop van tijd wordt ook dit een gewoonte en zal de hond uit zichzelf gaan zitten. Hier moet de baas wel heel consequent in zijn. Dit klinkt wellicht logisch maar het betekent wel dat als het voetgangers oversteeklicht knippert, de baas zijn hond toch moet laten zitten, ook al mist hij hierdoor het groene licht. Tijdens het wandelen betekent dit ook dat de hond niet uit zichzelf van de stoep af mag. Met een korte lijn is dit nog wel in de hand te houden, maar met een uitrollijn wordt het een stuk moeilijker. Natuurlijk geldt hierbij dat consequent zijn weer de sleutel is voor succes.

Pup in de puberteit:

Honden doorlopen vanaf hun geboorte tot aan de volwassenheid een aantal fases. Centraal hierin staat hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Ze moeten evenwichtig opgroeien en hebben daarvoor een juiste voeding en verzorging nodig. Ook geestelijk moeten ze volwassen worden.
Van geheel afhankelijke kleine bolletjes wol worden de pups groter en leren ze hun eigen krachten kennen. Ze leren hoe ze moeten reageren op de grote wereld om hen heen en leren omgaan met hun nieuwe roedelgenoten: het gezin. Daarbuiten hebben ze kennis gemaakt met andere honden en spelenderwijs hebben de pups hun eigen plaats ingenomen.
Het is al lang niet meer gek om met een pup naar puppycursus te gaan. Gelukkig doen steeds meer mensen dat. Op deze cursus heeft de baas geleerd dat hij de baas moet worden en dat de hond helemaal onderaan de rangorde in huis hoort te staan Bepaalde commando's zijn geleerd, zodat de pup keurig op bevel komt, maar ook gaat zitten liggen als de baas dat zegt. Het dier leert te wandelen zonder te trekken en in de auto te blijven als dat nodig is. Kluiven op het meubilair is inmiddels een gepasseerd stadium.
Maar dan komt de pup in de puberteit. Reuen zullen in deze periode bij het plassen hun poot gaan optillen en niet meer in één keer hun blaas legen. Ze zullen veel meer kleine plasjes doen. Ze gaan geurvlaggen uitzetten. De baas is zo trots als een ouwe aap, want zijn pup is reu geworden. De hond maakt hier dankbaar gebruik van en komt niet meer direct als hij geroepen wordt, maar zoekt eerst nog wat bomen op.  De baas vindt dit in het begin heel normaal en laat het toe. 'Dat doen reuen nu eenmaal'. Vergeten wordt dat de hond gewoon het commando van de baas negeert en hiermee onder het gezag probeert uit te komen. En hij heeft nog succes ook. 

Consequent:   

Verder zullen de honden ineens niet meer weten wat zitten is, wat liggen is en wat staan is. Ze kunnen, omdat ze inmiddels volgroeid zijn in de hoogte en hun eigen kracht hebben leren kennen, proberen hun bot of voerbak te verdedigen. Het sleutelwoord blijft consequent zijn. Doe geen concessies omdat de hond groot is geworden. Maak gebruik van alle dingen die de pup deed toen hij zich nog afhankelijk opstelde van de baas en laat hem weten dat hij niet sterker is. De baas mag best even plezier hebben in de capriolen die de puber uithaalt om onder het gezag uit te komen. Hij zal de bal niet meer brengen, zoals hij altijd deed, maar de baas gaan uitdagen. De baas moet hier echter niet op ingaan of in ieder geval zorgen dat hij uiteindelijk wint. Hiernaast zullen de pubers niet altijd meer even leuk kunnen spelen met andere honden. Ook hier geldt dat ze zich op het speelveld omhoog willen werken in de rangorde die daar geldt. Het spel van vroeger was ook niet veel meer dan een krachtmeting. Dit geeft op zich niets, maar er zat dus wel een heel serieuze ondertoon in. Op het moment dat de pup in de puberteit is gekomen zal dit kunnen uitmonden in rangordegevechten met andere honden. Het spel is over. Natuurlijk geldt ook hier weer dat de baas altijd boven de hond hoort te staan en moet voorkomen dat de hond met andere honden gaat vechten, door zelf met zijn eigen hond te spelen.